Psalms 84

1Voor den opperzangmeester, op de Gittith; een psalm, voor de kinderen van Korach. [084:2] Hoe liefelijk zijn Uw woningen, o Heere der heirscharen!
 den opperzangmeester, Zie Psa 42:1 , de aantekening van opperzangmeester, en Psa 8:1 , van gittith. Van de psalmen voor de kinderen van Korach, zie Psa 47:1 .
,
 uw woningen, Of, uw tabernakel, in welke uw dienst gepleegt wordt, welke de psalmist woningen noemt in het getal van velen, omdat de tabernakel verscheidene afdelingen of kwartieren had; zie Psa 43:3 .
2[084:3] Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen, naar de voorhoven des Heeren; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God.
 en bezwijkt Dat is, zij bezwijkt en verdwijnt schier van groot en gedurig verlangen om in des Heeren huis, of tabernakel, te mogen komen. Zie de aantekening bij Job 19:27 .
,
 de voorhoven Versta hier de voorhoven, die bij den tabernakel waren.
,
 mijn hart en Dat is, lijf en ziel verlangen zeer, als ik denk dat mij God die genade nog moge doen, dat ik in den heiligen tabernakel bij zijn godsdienst met Gods volk mocht verschijnen.
3[084:4] Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen legt, bij Uw altaren, Heere der heirscharen, mijn Koning, en mijn God!
 bij uw Alsof hij zeide: Uwe altaren zijn het huis en nest, waar ik naar verlang, daar heb ik groten lust toe, en het is immers een onwaardige zaak, dat ik van dezelve verbannen ben en blijf door het geweld mijner vijanden, waar de zwaluwen zelfs hare nesten omtrent hebben. Anders, naar uwe altaren; te weten, schreien mijn hart en mijn vlees, vs.3.
4[084:5] Welgelukzalig zijn zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk. Sela.
 die in uw Dat is, dagelijks verkeren, te weten, de priesters en Levieten, mitsgaders andere godzalige personen.
,
 gestadiglijk Of, voortaan.
,
  Sela Zie Psa 3:3 .
5[084:6] Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn.
 in welker Dat is, die met hartelijke begeerte verlangen te gaan op de wegen, welke naar den tabernakel leiden, die van de vromen veel betreden worden, of die den weg der geboden Gods met lust voor ogen hebben.
6[086:7] Als zij door het dal der moerbezienbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken.
 het dal Verscheidene uitleggers schrijven dat dit een zeer dorre vallei was, door welke enige Israëlieten, die naar den tabernakel trokken, gaan moesten. En versta hierdoor alle droge plaatsen, die geen water hebben.
,
  der moerbeziënbomen Van deze plaats, waar veel moerbeziënbomen stonden, zie 2Sa 5:23 . Eenige overzetters houden hier het Het Hebr. woord bacha, en vertalen het: het dal der tranen, gelijk de Griekse overzetters, of het jammerdal.
,
 stellen Dat is, zij houden den Heere voor hun springader, door welke zij overvloediglijk verkwikt en gelaafd worden, en hierdoor overkomen zij de moeilijkheid dezer kommerlijke reis. Anders: zij stellen het, te weten, dal, tot ene fontein; alsof de psalmist zeide: Zij vragen naar de dorheid en moeilijkheid van het voorzeide dal niet, maar zij passeren daardoor met vreugde en goed genoegen, niet anders dan of het vol lustige fonteinen ware.
,
 gans Hebr. in, of met zegening; dat is, om het zeerst, en hoe meer zij gaan hoe lustiger zij worden, totdat zij eindelijk aan het huis van God in
7[084:8] Zij gaan van kracht tot kracht; een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion.
 Zij gaan Of, van sterkte tot sterkte; dat is, om het zeerst, en hoe meer zij gaan hoe lustiger zij worden, totdat zij eindelijk aan het huis van God in Zion komen. Anders, van bende tot bende; dat is, zij gaan met onderscheidene hopen of scharen, de ene hoop voor, de andere na. Zie Psa 42:5 ; Luk 2:44 .
,
 in Sion Te weten, in den tabernakel, die op den berg van Zion was en waar de ark des verbonds was, op welke God zat. Hieruit is af te nemen dat David dezen psalm gemaakt heeft toen hij van Absalom verdreven was, want toen was de ark des verbonds op den berg Zion, 2Sa 6 en 1Ki 16 Maar toen David voor Saul vluchtte, was de ark te Kireath-Jearim; 1Sa 7:1 .
8[084:9] Heere, God der heirscharen! hoor mijn gebed; neem het ter oren, o God van Jakob! Sela. 9[084:10] O God, ons Schild! zie, en aanschouw het aangezicht Uws gezalfden.
 ons schild Dat is, die ons beschut en beschermt.
,
 Zie, en Hij wil zeggen: Zie ons genadiglijk aan.
,
 het aangezicht Dat is, den persoon, of den ellendigen staat.
,
 uws gezalfden Hebr. van uwen Messias; te weten, David, die een beeld en vader van Christus naar het vlees geweest is, die ook de Messias of Gezalfde des Heeren genoemd wordt, 2Sa 23:1 ; en kunnen alzo deze woorden van den koning David verstaan worden, toen hij door Absalom verdreven was; alhoewel anderen dit alzo verstaan, dat David hier dit bidt om Christus' des Messias' wil.
10[084:11] Want een dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders; ik koos liever aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid.
 voorhoven Zie boven vs.3.
,
 elders; Te weten, buiten uwe voorhoven, waar het ook zou mogen wezen.
,
 aan den Dat is, in een geringen staat te leven, bedienende het ambt van portier des tempels.
,
 de tenten Dat is, in de huizen [hoe groot en lustig die ook mogen zijn] in welke men goddeloosheid bedrijft.
11[084:12] Want God, de Heere, is een Zon en Schild; de Heere zal genade en eer geven; Hij zal het goede niet onthouden dengenen, die in oprechtheid wandelen.
 is een zon Dat is, hij verlicht en verheugt zijn getrouwe dienaren, gelijk de zon met haar lieflijk schijnsel de mensen verkwikt, nadat zij lang in droevige duisternis gezeten hebben. Zie Isa 60:19 ; Rev 21:23 .
,
 Hij zal Dat is, Hij keert alle ongeluk en kwaad van de zijnen af. Zie Gen 15:1 .
12[084:13] Heere der heirscharen! welgelukzalig is de mens, die op U vertrouwt.
Copyright information for DutSVVA